- lieb
- lieb1 lief ⇒ dierbaar; 〈in brieven meestal〉 beste; 〈ook〉 waarde2 aardig ⇒ vriendelijk, lief3 zoet, lief ⇒ braaf4 aangenaam ⇒ welkom, lief♦voorbeelden:1 Lieber Herr X! • Beste meneer X!〈informeel〉 (mein) lieber Freund! • beste vriend!(ach,) du liebes bisschen! • lieve hemel, deugd!den lieben langen Tag • de godganse(lijke) dagjemanden, etwas lieb gewinnen • iemand, iets lief krijgen, gaan houden van iemand, ietsjemanden, etwas lieb haben • iemand, iets lief hebben, van iemand, iets houdenlieb geworden • dierbaar (geworden), vertrouwdmein Lieber! • mijn beste!(mein) Liebes! • liefje!, schat!meine Lieben! • (a) luitjes!, beste mensen!; (b) (mijn) vrienden!meine Lieben • (a) mijn dierbaren, gezin; (b) allen die mij dierbaar zijndas ist mir lieb und teuer • dat is mij dierbaar2 viele liebe Grüße • vriendelijke groetenlieb mit, zu Kindern • lief voor kinderen3 ein liebes Kind • een zoet, lief kindsei so lieb • wees zo goed4 lieber Besuch • welkom bezoekes wäre mir lieber, wenn … • ik zou liever hebben, zien dat …
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch. 2015.